Wetenschappers
aan het woord

Drie vragen aan: Janneke Oostrom

Keuze voor instrumenten te weinig gebaseerd op wetenschappelijke inzichten.

Janneke Oostrom
Op welke vraagstukken richt uw onderzoek zich?

Mijn onderzoek richt zich op verschillende aspecten binnen de context van werving en selectie. Zo richt ik me onder meer op instrumentontwikkeling (bijv. situationele beoordelingstests) en hoe specifieke kenmerken van instrumenten de validiteit, reacties van kandidaten en de mogelijkheid tot sociaalwenselijk invullen beïnvloeden. Ik doe tevens onderzoek naar impressiemanagement op cv’s en in sollicitatiegesprekken, waarbij ik dus kijk naar het gedrag van kandidaten en de invloed die dit heeft op uiteindelijke selectiebeslissingen. Een terugkerend thema binnen al deze onderzoeken is de fairness van selectie-instrumenten en -procedures en hoe deze verbeterd kunnen worden om verschillen op basis van etniciteit en geslacht te reduceren.

Welke inzichten wilt u vanuit uw vakgebied graag delen met de assessmentpraktijk?

Zoals bekend is er op het gebied van de personeelselectie een groot gat tussen wetenschap en praktijk. We weten bijvoorbeeld al heel lang dat gestructureerde interviews een hogere voorspellende waarde hebben dan ongestructureerde interviews en dat het gebruik van gevalideerde selectie-instrumenten (intelligentietests, persoonlijkheidsvragenlijsten) belangrijke voordelen bieden boven een ‘ongewapend oordeel’. Toch zien we dat er in de assessmentpraktijk nog veel gebruik gemaakt wordt van ongestructureerde interviews en tests waarvan de validiteit (nog) niet is aangetoond. König en collega’s hebben in 2010 onderzoek gedaan naar de redenen waarom een organisatie of adviseur kiest voor bepaalde instrumenten. Het bleek dat de validiteit een ondergeschikte rol speelt. De keuze voor instrumenten hing, naast de kosten en de reacties van kandidaten, voor een groot deel af van wat concurrenten doen. Ik denk dat hiermee een belangrijk probleem wordt belicht; de keuzes in de praktijk worden lang niet altijd gebaseerd op wetenschappelijke inzichten of op de kwaliteit van de instrumenten. Ik zou graag zien dat dit verandert en beschouw dit ook als een belangrijke taak voor selectieonderzoekers. Wetenschappelijke inzichten rondom de zin –en onzin van test(gebruik) zouden sneller en op een toegankelijke manier beschikbaar gesteld moeten worden, zodat adviseurs deze informatie kunnen gebruiken in de dagelijkse selectiepraktijk.

Welke artikelen ziet u als ‘must reads’ in uw vakgebied?

Het bovengenoemde onderzoek van König et al. (2010) is uiteraard interessant. Ook kan ik de meest recente meta-analyse van Kuncel et al. (2013) naar de validiteit van statistische en klinische predictie aanraden. Zij laten zien dat statistische predictie een aanzienlijk betere voorspelling oplevert dan intuïtieve oordelen. Daarnaast kan ik het overzichtsartikel van Sackett en collega’s (2017) aanraden waarin zij de ontwikkelingen in de afgelopen 100 jaar met betrekking tot het meten van individuele verschillen in kaart hebben gebracht.

König, C. J., Klehe, U. C., Berchtold, M., & Kleinmann, M. (2010). Reasons for being selective when choosing personnel selection procedures. International Journal of Selection and Assessment, 18, 17-27.
Kuncel, N. R., Klieger, D. M., Connelly, B. S., & Ones, D. S. (2013). Mechanical versus clinical data combination in selection and admissions decisions: A meta-analysis. Journal of Applied Psychology, 98, 1060-1072.
Sackett, P. R., Lievens, F., Van Iddekinge, C. H., & Kuncel, N. R. (2017). Individual differences and their measurement: A review of 100 years of research. Journal of Applied Psychology, 102, 254-273.